
Jurisprudentie
BG1528
Datum uitspraak2006-06-05
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers122 HLAR 43/05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers122 HLAR 43/05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verlening toestemming aan de werkgever om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te beëindigen.
Nu appellant tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met gebruikmaking van voormelde toestemming geen rechtsmiddel heeft aangewend en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in rechte onaantastbaar is, valt niet in te zien dat appellant door het instellen van het hoger beroep in een gunstiger positie in kan geraken, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Nu appellant tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met gebruikmaking van voormelde toestemming geen rechtsmiddel heeft aangewend en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in rechte onaantastbaar is, valt niet in te zien dat appellant door het instellen van het hoger beroep in een gunstiger positie in kan geraken, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
122 HLAR 43/05
Datum uitspraak: 5 juni 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 2 november 2005 in het geding tussen:
appellant
en
de Directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 19 november 2004, verzonden op 22 november 2004, heeft de Directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek (hierna: de Directeur) aan Perfect Landscaping N.V. (hierna: de werkgever) toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met appellant te beëindigen.
Bij beschikking van 4 april 2005 heeft de Directeur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 november 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 december 2005, bij het Gerecht ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 16 februari 2006 heeft de Directeur van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door J.H.B. Gademan, en de Directeur, vertegenwoordigd door mr. P.D. Langerak, werkzaam bij de Directie Juridische en Algemene Zaken, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt.
2.1.1. Een belanghebbende kan bij de terzake bevoegde rechter slechts opkomen tegen een beschikking, indien hij bij het aanwenden van dat rechtsmiddel belang heeft, in die zin dat hij daardoor in een gunstiger positie zou kunnen geraken.
2.1.2. Met ingang van 2 februari 2005 heeft de werkgever door opzegging met gebruikmaking van de haar door de Directeur verleende toestemming, de arbeidsovereenkomst met appellant beëindigd. Nu appellant hiertegen geen rechtsmiddel heeft aangewend en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in rechte onaantastbaar is, valt niet in te zien dat appellant door het instellen van het hoger beroep in een gunstiger positie in evenbedoelde zin kan geraken. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat beëindiging van een arbeidsovereenkomst met gebruikmaking van een nadien in rechte vernietigde ontslagvergunning jegens de werknemer, behoudens bijzondere omstandigheden waaromtrent niets is gesteld, geen onrechtmatige daad kan opleveren.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep ¬niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2006